Interview met Johan Hoedemaker 
Interview met Johan Hoedemaker 

Interview met Johan Hoedemaker 

Interview met Johan Hoedemaker 

Cynophilia toen en nu

Johan Hoedemaker is het langst zittende lid van Cynophilia. Zijn carrière in de kynologie is omvangrijk, zijn betrokkenheid bij de Raad van Beheer veelzijdig en zijn kennis indrukwekkend. Hij maakte de overgang mee van een kleine, traditionele vereniging naar een wereld waarin de kynologie opener, kritischer en professioneler werd. In dit gesprek blikken we met hem terug. Hoe kwam hij binnen bij Cynophilia, wat zag hij veranderen, welke rollen vervulde hij en welke inzichten wil hij nieuwe leden meegeven?

Hoe het allemaal begon

Johan herinnert zich nog goed hoe hij lid werd van Cynophilia. Het lidmaatschap was destijds niet iets waarvoor je je eenvoudig aanmeldde. “Je werd gevraagd,” vertelt hij. “Het bestuur bepaalde wie er in aanmerking kwam. ” Er was een maximumaantal leden en het was echt een eer om uitgenodigd te worden.” Zelf werd hij begin jaren zeventig benaderd vanuit het bestuur. Niet omdat hij zich had opgedrongen, maar omdat zijn reputatie hem vooruit was gesneld. Hij was jonge dierenarts, actief in de windhondenwereld en al vroeg bestuurlijk betrokken. “Ik geloof dat ik vanuit het bestuur ben gevraagd.” “Niet via een voordracht van leden, maar direct.”

Binnen Cynophilia viel hij op door zijn leeftijd. “De gemiddelde leeftijd lag rond de zestig.” Robert van der Molen en ik waren met afstand de jongsten. “We gingen samen naar de vergaderingen, gewoon omdat het prettig was om niet alleen binnen te stappen.”

Cynophilia had destijds een sterk hiërarchisch karakter. Een club van traditie, status en etiquette. “Het was één grote herenclub.” Je sprak elkaar met achternaam aan. Tutoyeren gebeurde wel, maar zeker niet zomaar. Als jong lid voelde je je soms klein, maar niemand deed daar vervelend over. “Je werd wel degelijk gewaardeerd.”

De eerste stappen in de kynologie

Ruim voordat hij bij Cynophilia kwam, bouwde Johan al aan zijn kynologische loopbaan. Na zijn verhuizing naar Lelystad in 1972 merkte hij dat er geen regionale club was waar liefhebbers elkaar konden ontmoeten. “Vanuit mijn contacten bleek er behoefte aan een kynologenclub in Flevoland.” We zijn toen gestart en de club groeide snel. “Het moest een plek zijn waar mensen niet alleen een hond tentoonstellen, maar ook echt iets leerden.”

Die drive om kennis te delen bleef door de jaren heen de rode draad. “Verantwoord omgaan met honden” was altijd het uitgangspunt. “Toen al was duidelijk dat je zonder kennis geen goede fokker kunt zijn.”

“Lelystad was nog in opbouw, dus ik dacht: daar liggen kansen,” vertelt hij. “Ik stapte naar de stadsontwikkeling en vroeg: ‘Hebben jullie geen plek voor een windhondenrenbaan?” Onze sport heeft ruimte nodig.’ 

Maar al snel kwamen andere hondenclubs in beeld, zoals een herdersclub die in het nabijgelegen bos trainde en overlast gaf. “Toen zei de stadsontwikkeling: ‘Dan kunnen die andere clubs er ook wel bij.’” Het plan voor één centraal gebouw strandde al snel—“iedereen wilde z’n eigen biermerk en z’n eigen kantine-inkomsten”—waarop de gemeente besloot: “We hebben ruimte genoeg; iedereen krijgt gewoon een eigen veldje buiten de stad.” En zo kreeg elke club zijn plek.

Betrokkenheid bij de Raad van Beheer

Hoedemaker kwam door zijn bestuurlijke ervaring al snel in beeld bij de Raad van Beheer. “Als je bestuurlijke ervaring had, werd je gevraagd.” Zo ging dat. “Dan kom je op een lijst en voor je het weet zit je in een commissie.”

Hij werkte onder andere mee aan:

  • de Commissie voor de Windhondenrensport
  • de Commissie Hondenvoeding
  • de Commissie van Goede Diensten
  • verschillende projectgroepen rond fokbeleid, gezondheidsvraagstukken en geschillen.

Vooral de Commissie Hondenvoeding was een belangrijk project. “Hondenbrokken” heetten toen hondenbrood en dat was niet bepaald goed. De kwaliteit wisselde enorm. De Raad wilde een garantiemerk voor hondenvoer ontwikkelen. Daar zaten dierenartsen bij, mensen uit de jachtwereld, deskundigen uit de Duitse Herderskring en onderzoekers uit Wageningen. “Een hele serieuze samenwerking.”

Hij werkte ook mee aan onderzoek naar doofheid bij bepaalde rassen, erfelijke aandoeningen zoals HD en gedragsproblemen bij Zwitserse Sennenhonden. In die tijd werden voor het eerst strikte maatregelen genomen. “Er waren rottweilers die al door hun heupen zakten zodra ze geboren waren.” Dat was onhoudbaar. “Sommige maatregelen werden slecht ontvangen, maar waren hard nodig.”

Daarnaast nam hij deel aan de Commissie van Goede Diensten, een soort bemiddelingscommissie. “We trokken naar verenigingen waar conflicten speelden.” Dan probeerde je als buitenstaander de boel weer vlot te trekken. Het was nuttig werk. “Je stond boven de partijen en kon helpen om terug te gaan naar redelijkheid.”

De cultuur bij Cynophilia en de Raad van Beheer

Johan noemt de cultuur van vroeger “hiërarchisch, maar warm”. De vereniging was klein, traditioneel en sterk gericht op netwerken. “Het was een eliteclub, gevormd door mensen met veel ervaring in de kynologie. “Maar als je binnenkwam, hoorde je er ook echt bij.”

De verhouding tussen Cynophilia en de Raad van Beheer was soms ingewikkeld. “Er waren verschillen in visie, zeker over regels rond fokkerij en gezondheidsmaatregelen”. “Maar er was ook altijd wederzijds respect.”

Tegenwoordig is de cultuur opener. “De sfeer is minder formeel.” Mensen spreken elkaar sneller aan. Maar de waardigheid en traditie zijn gebleven. “Dat vind ik waardevol.”

Een tijd vol anekdotes

Hoedemaker kan levendig vertellen over bijzondere figuren uit die tijd. Over keurmeesters die elk hondje dat ze ooit hadden gezien, konden herkennen. Over Martin van der Weijer, een man die als grootheid werd gezien binnen de kynologie.

“Als je de Raad van Beheer belde, kon je soms lang wachten.” Maar als je zei dat Hoedemaker belde voor Van der Weijer, had je hem zo aan de lijn. “Zo ging dat.”

Ook zijn rol als jonge dierenarts bracht hem in bijzondere situaties. “Als dierenarts zag ik soms dingen in de fokkerij waarvan ik dacht: dit moet anders.” Maar dan botste je met de kynologie. “Er heerste toch het idee: dit is onze wereld, wij bepalen wat goed is.”

Hij vertelt ook over de Hond van het Jaar-show. “Ik vond dat prachtig.” Maar ik vind het nog steeds jammer dat er één beste van de besten gekozen wordt. Die honden zijn al kampioen. “Het hoeft voor mij niet nóg een keer.”

Een blik op de ontwikkeling van de kynologie

In de jaren dat Johan actief was, veranderde de kynologie ingrijpend. Van een wereld vol tradities naar een meer openbaar, professioneel en kritisch veld.

Een grote verandering was de aandacht voor gezondheid. “In mijn tijd kwamen ernstige problemen naar voren: HD, erfelijke gedragsstoornissen, doofheid.” “Voor sommige rassen waren de problemen zo groot dat ingrijpen noodzakelijk was.”

Ook de organisatie van de kynologie veranderde. De structuur van de Raad, de positie van Cynophilia, de samenwerking met rasverenigingen, alles werd anders. “De kynologie werd democratischer.” Er kwam meer inspraak en diversiteit. “Dat was niet altijd makkelijk, maar wel gezond voor de toekomst.”

De waarde van Cynophilia volgens Hoedemaker

Wanneer we hem vragen naar de waarde van Cynophilia, antwoordt hij zonder aarzelen: “Waardigheid en aanwezigheid”. “Dat zijn de kernwaarden.”

Hij ziet Cynophilia als een vereniging die onafhankelijk moet blijven denken en handelen. Niet tegen de Raad van Beheer, maar naast de Raad. “De kracht van Cynophilia zit in kennis en ervaring.” “En in het vermogen om kritisch te blijven.”

Ook vindt hij dat de vereniging meer kan doen om leden te betrekken. “De betrokkenheid is er heus wel.” Je moet het alleen organiseren. Regionale bijeenkomsten zouden helpen. “Mensen moeten elkaar ontmoeten, niet alleen één keer per jaar.”

Speldjes, onderscheidingen en verdiensten

Hoedemaker kreeg in de loop der jaren verschillende erkenningen voor zijn werk. Van waarderingsspeldjes tot officiële dankbetuigingen vanuit zowel de windhondensport als de Raad van Beheer. Hij noemt het bescheiden. “Ik heb nooit iets gedaan om een speldje te krijgen.” “Je doet het omdat het nodig is.”

Zijn grootste bijdrage ziet hij in het opbouwen van structuren. “De kynologenclub in Flevoland, de gezondheidscommissies, de bemiddelingscommissie. “Dat zijn dingen die blijven.”

Samen met zijn gezin

Hoewel zijn vrouw niet actief was in besturen, leefde zij wel intens mee. “Het was altijd een gezamenlijke passie.” “We hadden honden, we gingen naar activiteiten, en thuis werd er veel over gesproken.”

Met een groot gezin en een volle werkagenda was het altijd zoeken naar balans. “Maar de honden hoorden erbij.” “Ze waren onderdeel van ons leven.”

Zijn kijk op de toekomst

Hoedemaker is positief kritisch over de toekomst van Cynophilia. “We hebben veel in huis.” Deskundigheid, ervaring en een geschiedenis die je nergens anders vindt. Maar we moeten het wel inzetten. Niet naar binnen keren. Niet blijven hangen in oude tegenstellingen. “Je moet samenwerken waar je kunt en onafhankelijk blijven waar het moet.”

Voor nieuwe leden heeft hij een duidelijke boodschap:
“Laat je zien.” Wees aanwezig. Doe mee, stel vragen, wees nieuwsgierig. “Cynophilia is een vereniging die staat voor traditie en kennis, maar het is ook een plek waar nieuwe energie nodig is.”

Tot slot

Met bijna vijftig jaar lidmaatschap heeft Johan Hoedemaker een unieke positie. Hij zag de kynologie veranderen, hij bouwde mee aan belangrijke structuren en hij bracht nuance in discussies die soms fel waren. Zijn verhaal laat zien hoe rijk de geschiedenis van Cynophilia is, en hoeveel waarde kennis en ervaring hebben voor de toekomst van de vereniging.

Jessica Derks (interviewer) en Johan Hoedemaker in gesprek aan de keukentafel in Lelystad.