Koninklijke Nederlandse Kennelclub "Cynophilia"
De voorhand de verklikker van de hond

De voorhand de verklikker van de hond

In mijn uitleg over de achterhand heb ik deze als een soort dirigent van de hond betiteld daar deze een bron kan zijn van vele minpunten in lichaam en beweging.
Zij die de wetmatigheid van oorzaak en gevolg begrijpen, wat overigens een absolute must moet zijn bij de opleiding tot keurmeester, zullen dan ook doorhebben dat toch eerder dan in de achterhand, de minpunten in de voorhand zichtbaar zijn zowel in stand en beweging.
De kunst is echter gelijk als je meent een minpunt te hebben ontdekt, en vóór dat je mogelijk onder tijdsdruk tot een eindconclusie gekoppeld aan een kwalificatie komt, gelijk ook te schakelen naar de achterhand, deze kan de mogelijk oorzaakgever zijn waarbij de voorhand slechts de verklikker van de gevolgen is.
Ook dit vraag om een nadere uitleg.
De voorhand is gelijk aan de achterhand uit een aantal botstukken opgebouwd, het schouderblad, opperarmbeen, spaakbeen en ellepijp, pols met middenvoet en voet.
Qua constructieve zin zijn ze behalve op de bot vormen en benaming na nagenoeg gelijk, maar….. juist op een cruciaal onderdeel totaal verschillend.
De achterhand heeft namelijk via het heupgewricht een krachtige benige verbinding met de wervelkolom welke we in de voorhand niet kennen, deze is enkel doormiddel van spiergroepen verbonden met de romp.
Dat maakt dat de voorhand afhankelijk is van de onderlinge verhoudingen en mogelijkheden alsook onmogelijkheden binnen het samenspel met de achterhand.
De plaats van de aanhechting aan de romp is tegen de zijkant van de ribkorf en wel op een heel kritisch punt, namelijk daar waar de ribkorf zich juist versmalt naar richting de hals.
Er is dan ook maar heel weinig voor nodig om als voorhand in de foutmodus te geraken, denk hierbij aan, het niet goed verwerken van de stuwkrachten uit de achterhand of het extra moeten meewerken aan de voortbeweging als de situatie rond de achterhand dit eist, zodat er bepaalde spierontwikkeling ontstaat (wildgroei) die voor beladenheid rond de schouderbladen zorgt.
Hierbij worden sommige spiergroepen krachtiger en andere te veel uitgerekt zodat het systeem van antagonisme en het agomisme verstoord raakt.
Deze ongewenste spiergroei heeft het gevolg dat de tegen de ribkorf aangehechte schouderbladen enigszins naar buiten worden gedrukt, daardoor vrij gemakkelijk via de versmalling in de ribkorf kunnen afglijden of dislokaliseren, ook kunnen hierbij de schouderbladen iets naar voren kantelen zodat ook de ligging veranderd van schouder en opperarm al of niet met behoud van de hoekingen.

Ergens heeft de hondenschepper op dit punt mogelijk rekening gehouden met de huidige zucht tot het bewust in onbalans fokken van de ledematen in de achterhand omdat dit zo lekker showt en ook dat sommige mogelijk liever iets meer van die showende hond houden dan van functionele hond. Denk je eens in als er in de voorhand ook een benige verbinding zou zijn, dan kon deze voorhand niet dislokaliseren en zou de hond zich veel groter schaden aandoen in de vorm van barsten en buigen in de gewrichten, botten en spieren.

Maar we gaan weer door met de realiteit, we waren bij de beladenheid en het dislokaliseren van de voorhand ten gevolge van een onbalans in de ledenmaten en de verklikkers functie van de voorhand.
Door zijn constructie en aanhechting kan de voorhand bij onjuiste spiergroei afglijden, dit is goed waarneembaar daar men altijd de schoudergordel dient te controleren op zijn ligging, schuinte en eventuele beladenheid, dat kan gemakkelijk met een geoefend oog en nacontrole met de handen.
Wat kan er zo al mis gaan in en rond de voorhand, op de eerste plaats dus het dislokaliseren dit kan gebeuren mede ook onder de druk van wilskracht en passie van de hond als de voorhand onevenredig veel moet meehelpen bij de voortstuwing met het gevolg van extra spierontwikkeling. Dislokalisatie kent zo zijn gevolgen als een wat kortere hals, abrupte overgang van de hals rugbelijning, minder voel- of zichtbare voorborst, ellebogen sluiten niet meer goed aan, voeten en polsen raken overbelast.
In de gangen en zeker de draf zie je vaak wat losse bewegingen van het voorbeen vaak in combinatie met uit- of in draaiende voeten en of ellebogen. Daar dit onproductief is zal de hond zeker als het afglijden van de voorhand gepaard gaat met ook het enigszins kantelen van de schoudergordel, zijn voorbenen tot extra inspanning dwingen en zien we het foei lelijke steppende gangwerk. Dit steppen doet de hond ook als hij verkeerd wordt voorgebracht, om het gangwerk er wat indrukwekkender eruit te laten zien wil men nogal eens de lijn strak omhoog houden, het staat qua hoofd en hals houding voor sommige mogelijk iets stoerder maar overdrijving hierbij zie je echter te vaak, hierbij worden de werkzame spiergroepen gefixeerd en daardoor belemmerd in hun normale actie. De hond wordt in zo’n situatie gedwongen extra beenacties te doen omdat hij door de exposant uit zijn natuurlijke gangwerk wordt gehaald, die meer voor de showuitstraling dan voor de hond gaat.
Naast de schuld van de achterhand zijn er ook in de voorhand oorzaken te vinden van het dislokaliseren, onjuiste verhoudingen in beenlengtes vooral de opperarm is vaak een oorzaak.
Er is namelijk veel verwarring hoe bij een normaal gebouwde hond de beenlengtes dienen te zijn. De ene wetenschapper zegt na uitgebreide studies hieromtrent dat schouderblad en opperarm gelijk moeten zijn, de ander beweerd weer dat naar zijn mening de opperarm iets korte moet zijn.
Dat zie ik echter wel steeds meer voorkomen, vooral bij het herschrijven van de rasstandaards, vaak een moment om door de herschrijver een stukje eigen ik toe te voegen, dan gaan we vaak ineens over iets meer of minder praten. Je kan je dan af vragen, is dit de rasstandaard aanpassen aan de waan van de dag of deden we het voorheen altijd fout, ik laat het maar in het midden.
Waar ik wel erg op tegen ben en zeer ongewenst vind, zijn de woordjes als opperarmbeen iets korter of een beetje korter dan het schouderblad zonder enige duidelijke maatbepaling dus onduidelijker kan het niet. Iets of een beetje wordt steeds een beetje meer iets, tot we problemen krijgen en de weg terug is dan vaak onomkeerbaar.

De taak van de voorhand is:
Het mede dragen van het lichaam.
Het opvangen van de schokken van het neerkomen die ontstaan bij het bewegen en het springen. Het dienst doen als spaak waarover het lichaam heen rolt tijdens het voorwaarts bewegen Een rol spelen bij de zijwaartse verplaatsing tijdens het gangwerk
Beïnvloeden van de ligging van het zwaartepunt.
Verder zijn er nog wat sub taken als vastklemmen, klimmen en graven.

Bio statica van de voorhand van een normaal gebouwde hond.

  • Het schouderblad licht op een lijn van ongeveer 30° met de horizontale loodlijn
  • Het opperarmbeen moet met het schouderblad een hoek vormen van 90° tot 110°.
  • Het onderbeen moet recht en verticaal verlopen.
  • De pols licht geveerd staan zodat de loodlijn uitkomt in de grote zoolbal.

Bio dynamica van de voorhand.

  • De paslengte wordt bepaald door de ligging van het schouderblad.
  • De hond kan zijn voorbeen zover strekken, dat de voet neerkomt op het snijpunt die de lijn van de kam van het schouderblad maakt met de grondlijn.

Er zijn ook een aantal afwijkende evenwichten onder de rashonden doch deze zijn echter zeer ras- en gebruik specifiek en laten we nu even buiten beschouwing.

De voorhand is eenvoudig te controleren door vanaf de hals met een hand naar beneden te bewegen en vanzelf kom je ter hoogte van de hals- rug overgang (schoft) daar voel je de punten van de schouders.
Leg een duim op het midden van de topronding van het schouderblad (daar waar de kam begint) en leg de duim van de andere hand op het boeggewricht, je kan een denkbeeldig lijn tussen de duimen maken en ziet je de ligging van het schouderblad. Ook is het mogelijk de kam van het schouderblad als denkbeeldige lijn te gebruiken doch bij zware of sterk bespierde honden is dat soms wat lastig.
Laat de duim op het boeggewricht en me de andere duim ga je naar het ellebooggewricht en zie je de denkbeeldige lijn van de ligging van het opperarm.
Daarna kijk je naar de licht geveerde voet neem de grote zoolbal als startpunt en trek een denkbeeldige rechte verticale lijn naar het schouderblad en je moet dan op het zwaartepunt uitkomen, dat is ongeveer van boven af gezien 1/3 deel van het schouderblad, tevens als de lijn goed verloopt loopt hij ook door het midden van het onderbeen. Je mag het ook omdraaien dat je eerst bepaald waar het zwaartepunt van het schouderblad ongeveer ligt en trek dan een verticale lijn naar de grote zoolbal, het is maar wat je het makkelijkste vindt.
Als de verticale lijn, of bij de voet of bij het schouderblad niet juist uitkomt en niet door het voorbeen loopt, weet je gelijk dat er in de voorhandconstructie iets niet goed zit.
De eenvoudigste methode is, maar daar moet je wel mee oppassen, om met een hand het onderbeen op te tillen, dan zie je in een oogopslag de draaipunten van elleboog en boeg en ook de hoekingen en de ligging van het schouderblad maar…..je moet dan wel zeker weten of de hond betrouwbaar is en zich zo laat betasten, voor sommige honden is het even een dingetje dat je zijn been optilt want vanuit de hond gezien verzwakt je hem en vinden ze niet altijd even prettig.
Dus op de keuringen met alle spanningen van dien niet zo doen, eigen hond prima.

Wat nooit mag worden vergeten dat het beoordelen van de hond altijd begint met het lezen van het silhouet of de bouwtekening, hierbij komen de eventuele foutjes vanzelf tevoorschijn en hoef je niet de hond eerst af te kneden, neem daarom eerst even tijd en afstand en observeer het totaalbeeld want keuren doe je op de eerste plaats met je ogen, met je handen controleer je wat je met je ogen hebt gezien. Maak dus nooit de klassieke fout om gelijk op de hond te duiken en de voor- achterhand te bekneden op zoek naar mogelijke foutjes, want dan ben je vaak gelijk het zicht op het totaalbeeld kwijt en daar gaat het nu juist om.
Bedenk ook altijd de ideale hond bestaat alleen op de papieren rasstandaard, deze zo dicht mogelijk benaderen is ons aller opdracht.

De voorhand verraad veel, zoals de constructie fouten elders in het lichaam maar ook of de hond juist wordt voorgebracht, want naast de minpunten in de constructieve opbouw kan ook de exposant veel aan een goede hond verpesten.
Bij een beginnende exposant is het mede onze taak hier een stukje informatie te geven, maar ook kom je exposanten tegen die meer showkwaliteiten uit de hond willen halen dan er eigenlijk in zit of in hoort te zitten. Het constant voeren om de kop omhoog te brengen verlaagt namelijk de kwaliteit van de toplijn. Het steeds meer trekken aan de achterbenen om de hond in stand zo showend mogelijk te presenteren gaat vaak ten kostte van de voorborst en de harmonie.
Het lopen met een te strakke lijn gaat vaak gepaard met het in onbalans brengen van de paslengte.
Er is echt niets mooiers om een goede en functioneel gebouwde hond met een losse lijn te laten lopen en in stand de hond vrij op zijn eigen benen laten staan zonder alle kunstgrepen die de hond vaak zichtbaar een ongemakkelijke uitstraling geeft.

Correct gangwerk dynamisch evenwicht. Let vooral op de voetplaatsing, het uitgrijpen en afwikkelen van de voor- achterbenen.

Het statisch evenwicht

Auteur: Wout Arxhoek