Koninklijke Nederlandse Kennelclub "Cynophilia"
Koninklijke Nederlandse Kennelclub "Cynophilia"
Achterhand als de dirigent van de hond

Achterhand als de dirigent van de hond

Achterhand als de dirigent van de hond


Dit artikel behandelt de cruciale rol van de achterhand in het functioneren van een hond. Het bespreekt de anatomie van de achterhand en benadrukt het belang van een goede constructie voor optimale prestaties. Er wordt gewaarschuwd tegen onjuiste fokpraktijken die leiden tot overdreven achterhanden, wat kan leiden tot ernstige problemen in het lichaam van de hond.

Leestijd artikel: 15-20 minuten

De achterhand

De achterhand bestaat ruim genomen uit een flink aantal botdelen zoals de bekkengordel met het heupgewricht, het dijbeen, kniegewricht, kuit- en scheenbeen, het hielgewricht of spronggewricht, de middenvoet en de voet.

De achterhand is eigenlijk de motor van de hond, hieruit moeten de krachten komen voor de voortstuwing, springen en op liften van het lichaam enz.
U zult het hopelijk met mij eens zijn, dat het van groot belang is dat de constructieve opbouw van de achterhand, gezien zijn belangrijke taken, van goede kwaliteit dient te zijn. Dit geld uiteraard ook voor haar verhouding tot zijn belangrijkste medespeler namelijk de voorhand, dit maakt ook gelijk dat de achterhand een kwetsbaar lichaamsdeel is die voor alle rassen continu onze aandacht moet hebben.

Helaas word te vaak deze achterhand uit “modeoverwegingen” het staat zo spannend en het maakt de hond zo stoer voorzien van langere botlengtes in de diverse beenstukken dan voor het ras wenselijk is.
Dat dit absoluut geen schoonheid ’s modificatie binnen de rashond mag zijn, omreden daar dit juist veel problemen kan veroorzaken van ongewenst tot ernstig.
Dit wil ik even verder voor u uitdiepen, de opbouw is belangrijk met name voor de hoekingen in de constructie, hierbij nemen we gelijk ook de ligging van het bekken mee.
Deze is op haar beurt weer afhankelijk hoe de aansluiting via het sacrum met de wervelkolom tot stand komt, waar nu gelukkig meer overbekend wordt en ook volle aandacht aan besteed wordt.

Bij een normaal gebouwde functionele hond zie je het bekken op een lijn van 30 graden t.o.v. de horizontale bodemlijn liggen. Dit is ook ongeveer de lijn die we ook zien in het verloop van de croupe die zonder abruptheid op die lijn voortvloeit uit de toplijn, tevens zien we dan ook de staart zonder onderbreking of abruptheid op die lijn uit het lichaam ontstaan. Dit is de meest ideale situatie en we kunnen ons de vraag stellen is dit bereikbaar, ja zeker maar het streven er naar is al een enorme winstpunt.

De hoekingen in de achterhand kun je niet zomaar per cm vaststellen e.e.a. is afhankelijk van het ras, zijn oorspronkelijke werk enz. maar een grote gemene deler is er wel, we kunnen een goed gebouwde achterhand herkennen door te werken met een visuele loodlijn. Bij een goede bekkenligging van 30 gr. kunnen we vanaf het achterste deel van de heupgordel het ”zitbeenpunt” een verticale loodlijn te trekken.
Bij een goede constructie moet deze dan net voor de rechtstaande middenvoet / voet van het achterbeen verlopen.
Het dijbeen en het onderbeen passen daar dan in een bepaalde rasspecifieke hoekverhouding tussen.
Zoals ik eerder al aangaf moet de achterhand daarnaast, voor het optimaal kunnen profiteren van zijn krachten, in een goede verhouding staan met de voorhand.

Als de voor- en achterhand beide correct zijn geconstrueerd, zien we een mooie balans in het lichaam, “het statisch evenwicht”, ook in het gangwerk en de paslengtes waarbij opvalt dat de voeten van de achterhand neergezet worden op de plek waar de voeten van de voorhand de grond verlaten heeft.
Ook goed zichtbaar is dan een mooie vlakke toplijn zonder op en neer gaande schommelingen.
De hond is dan zowel bouw als beweging in balans en zal optimaal gebruikmaken van deze functionaliteit.
Indien er geen goed verhouding is in de beenlengtes en de hoekingen tussen de voor- en achterhand betekend dit dat er van een optimale samenwerking geen sprake kan zijn.

Uitgaande van een goede achterhand en daarbij minpunten in de voorhand, zal de achterhand zich moeten aanpassen aan de mogelijkheden van voorhand, dit kan de hond doen door middel van het wat ingehouden gaan, of kleinere passen maken, ook minder stuwende afwikkeling van het achterbeen, wat we o.a. kunnen herkennen aan het niet geheel uitstrekken van het achterbeen waardoor ook vormen van sikkelhakkigheid dan zichtbaar zijn.

Mocht de hond, gedreven door zijn passie of wilskracht, toch zo krachtig mogelijk zijn achterhand willen inzetten, zien we dat de achterbenen voorbij de voorbenen worden geplaatst, het zgn. overstappen, dit kan hij aan de linker- of aan de rechterzijde van een voorbeen doen, vaak zie je ook dat het achterbeen wisselend van links naar rechts de voorhand passeren.
De hond toont in het eerste geval vanaf de achterzijde bezien een zgn. krabbengang en in de wisselende modes een soort slangengang in beide gevallen een onproductief en rommelig gangwerk.
Dit zelfde beeld zien we ook als de achterhand teveel onder het lichaam staat “ondergeschoven” meestal is een onjuiste bekkenligging daarvan de oorzaak.

De hond kan soms toch proberen de krachten vanuit de achterhand zoveel mogelijk met zijn voorhand op te vangen en te verwerken door middel van extra beenbewegingen te maken zoals het zgn. steppen, dit is tijdens de draf de voorbenen extra optillen om de pas in de voorhand te verlengen, is geen functionele beweging en van een vloeiend en harmonisch gangwerk is dan ook geen enkel spraken
Ook is het mogelijk dat juist de voorhand, indien het probleem in de achterhand zit, zich gaat aanpassen aan de mogelijkheden van de achterhand, kleiner futloze pasjes die samen met de achterhand een draf laat zien die er ook sloom en krachteloos uit ziet.

De voorhand kan ook wederom gedreven door passie en wilskracht een deel van de voortstuwende krachten van de achterhand overnemen, een ervaren oog ziet dat de hond dan op zijn voorhand loopt, maar daar is de constructie van de voorhand door zijn aansluiting met de wervelkolom, welke uitsluitend door spieren geschied, niet op berekend waardoor beladen schouders en zelfs het dislokaliseren van de gehele voorhand een van de gevolgen kunnen zijn.
Deze dislokalisatie is vaak duidelijk in het zijaanzicht waarneembaar door een wat te abrupte hals rug overgang, mist vaak een mooie schoft belijning, toont verkorting in halslengte, verminderde of geheel niet voelbare voorborst, door overbelastte en gezakte polsen en voeten enz.
Dit zijn enkele maar helaas vaak voorkomende minpunten die door onbalans in de ledematen kunnen worden veroorzaakt, dat dit echt geen schoonheidsfoutjes zijn moge duidelijk zijn, het oorspronkelijke rasbeeld, de functionaliteit en het welzijn boeten in kwaliteit sterk in.
Dus een goede achterhand is voor de hond enorm belangrijk, nooit mag een fokker of beoordelaar vergeten dat de achterhand naast de bron voor de noodzakelijke krachten, vaak ook de bron is van veel fout oorzaken die als een soort sneeuwbaleffect zijn sporen in het lichaam nalaat.

Dat we dan toch te vaak van die overdreven achterhanden tegen komen, die absoluut geen enkel nuttig doel hebben dan uitsluitend het trachten de hond er wat stoerder of showende uit te laten zien is dan ook enkel gestoeld op kynologische onkunde.
Want dit is absoluut niet stoer en staat ook niet mooi integendeel want de balans is verstoord en het inboeten van kwaliteit is wat daar uit voortvloeit, ik kan niet anders concluderen dat het eerder een soort marketing item is bedoeld voor het opvallen en de kassa.
Een trend die helaas bij leken of onkundige aanslaat, dan heb ik het niet alleen over aanstaande pup kopers, zeker ook over hen die aangesteld zijn, om de fokkers en rasvereniging vanuit hun professie zouden moeten adviseren, bijsturen en daar waar nodig moeten ingrijpen.

Auteur: Wout Arxhoek